Bijna als onze kalveren worden meestal op ‘natuurlijke wijze’ geboren bij melkveehouders in Twente, de meesten zelfs in een straal van 10 kilometer rond Enschede. Het zijn veelal kruisingen tussen een moeder van het melkras Holstein Friesian en een vader van het vleesras Belgisch Blauwe, ook wel ‘dikbillen’ genoemd die, wanneer ze koe worden, een gespierd lichaam hebben. Ze hebben een zeer goedaardig met een kalm en evenwichtig karakter.

Een paar keer per jaar vergroten we onze veestapel met een groepje van zes kalveren. Deze. Kalveren blijven als ‘koppel’ samen in een strohok en drinken de eerste weken melk. Als ze iets ouder zijn voeren we ze hooi, mais en brokjes. Een geborgde veearts castreert de stierkalveren, waarna ze os heten. Dit doen we om het stiereigen gevaarlijke karakter te verminderen. Na een aantal maanden gaan de kalveren naar een potstal op stro. Daarna verplaatsen we de oudere kalveren naar de ligboxenstal waar ze kunnen rondlopen of in ligboxen kunnen liggen. De ligboxen zijn bedekt met een rubbermat en worden ingestrooid met zaagsel. In de winter krijgen de dieren gras, hooi en mais dat afkomstig is van ons eigen land.

In het voorjaar gaan alle koeien en ossen samen naar buiten. Ze lopen dan vrij in de percelen grasland rondom onze boerderij.  Op het landgoed Stroink worden enkele natuurweiden gehuurd van Landschap Overijssel waar in de zomer ook een aantal van onze koeien lopen.

Op een leeftijd van 2,5 – 3 jaar worden de koeien en ossen geslacht. We brengen ze zelf naar een slager. De slachter gaat met veel respect om met het slachtvee. Daarnaast draagt hij zorg voor minimale stress, omdat dit de kwaliteit van het vlees ten goede komt. Na de slacht hangt het karkas enkele dagen in een koelcel om het vlees te laten rijpen. Na deze rijpingsperiode wordt het vlees verwerkt door slager Mark Wagelaar. Hij maakt kant-en-klare vleespakketten.